Conclusie AG: Principale beroep tegen onrechtmatig wapperen met IE-rechten waterballonvuller treft geen doel

15-01-2024 Print this page
B916631

Deze zaak gaat in het principaal cassatieberoep hoofdzakelijk over de beschermingsomvang van Europees octrooi EP 3 005 948 B1 van Tinnus, met inbegrip van bescherming in het equivalentiebereik en de vraag of de waterballonvuller van Koopmanw daarop inbreuk maakt. Daarnaast is aan de orde of Tinnus onrechtmatig jegens Koopman hebben gehandeld door ‘wapperen’ met IE-rechten, het doen van perspublicaties en het leggen van douanebeslagen. 

In het voorwaardelijk incidenteel beroep stelt Koopman (alleen nog) de beoordeling van de inventiviteit van EP 948 aan de hand van de ‘problem solution approach’ aan de orde. De rechtbank heeft het octrooi ongeldig geoordeeld en heeft het betoog dat Tinnus jegens Koopman onrechtmatig hebben gehandeld verworpen bij gebrek aan onderbouwing. Het hof heeft het octrooi wel geldig geoordeeld, maar inbreuk afgewezen, ook in het equivalentiebereik.

Het hof (IEPT20220920) heeft daarnaast geoordeeld dat Tinnus onrechtmatig jegens Koopman hebben gehandeld. 

Het principaal cassatieberoep stelt aan de orde hoe zich de tweestappenbenadering van het hof bij het bepalen van de beschermingsomvang, waarbij eerst wordt beoordeeld of er ‘letterlijke inbreuk’ is en vervolgens of er een inbreuk is in het equivalentiebereik, verhoudt tot de gezichtspuntenleer van de Hoge Raad en art. 69 EOV en het bijbehorende Protocol. 

De vraag of er sprake is van een ‘letterlijke inbreuk’ op de productconclusies wordt in Onderdelen III en IV geadiëerd, de beschermingsomvang van de productconclusies in het equivalentiebereik is voorwerp van Onderdelen V-X, waaronder het vereiste van een redelijke mate van rechtszekerheid voor derden in Onderdelen V en VI, de rol van het verleningsdossier in Onderdelen VII en VIII, de afweging van de bescherming van de octrooihouder tegen de rechtszekerheid van derden in Onderdeel IX en of sprake is van een pioniersuitvinding in Onderdeel X. In Onderdeel XI wordt de beschermingsomvang van de werkwijzeconclusies aan de orde gesteld, in Onderdeel XII het onrechtmatigheidsoordeel en Onderdeel XIII bevat een voortbouwklacht.

Ik zie het principale beroep geen doel treffen, zodat niet aan de voorwaarde wordt voldaan waaronder het voorwaardelijk incidenteel beroep is ingesteld. Desalniettemin bespreek ik daarvan Onderdeel 2, gericht tegen het inventiviteitsoordeel, dat volgens mij tevergeefs is voorgesteld, zou daar aan zijn toegekomen.

Lees de conclusie AG hier